De Raad van State sprak zich op een pas gepubliceerd arrest van 8 oktober 2025 uit over een conflict dat het spanningsveld blootlegt tussen taal, patiëntenrechten en de organisatie van dringende geneeskundige hulpverlening. Conclusie: de 12-minutenregel voor taalafwijking bij dringend ziekenvervoer is door de Raad van State juridisch onbestaande verklaard.
Tot een federale minister die afwijking formeel goedkeurt, blijft het principe dus gelden: de patiënt gaat naar het dichtstbijzijnde erkende spoedziekenhuis, ongeacht de taal.
Nederlands: diagnostisch of therapeutisch middel bij Spoed?
De zaak draaide rond de beslissing om “het Nederlands” te beschouwen als een specifiek diagnostisch of therapeutisch middel in de protocollen voor dringend ziekenvervoer in Vlaams-Brabant. Daardoor konden patiënten tot 12 minuten langer onderweg zijn om in een Nederlandstalig ziekenhuis terecht te komen. De Europa-ziekenhuizen (VZW Cliniques de l’Europe) werden van die lijst van “Nederlandstalige ziekenhuizen” geschrapt en trokken naar de Raad van State.
Het arrest gaf geen enkel ziekenhuis rechtstreeks gelijk of ongelijk, maar verschafte wel helderheid: zonder formele goedkeuring door de federale minister van Volksgezondheid bestaan dergelijke taalkundige afwijkingen juridisch niet.
Alles draait om de zogenaamde ‘12-minutenregel’ die al stamt uit 1965. Die bepaalt dat een patiënt bij dringende geneeskundige hulp altijd naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis met erkende spoedgevallendienst moet worden gebracht. Enkel in specifieke gevallen mag daarvan worden afgeweken, bijvoorbeeld bij collectieve rampen, bijzondere therapeutische noden of een bestaand medisch dossier elders.
Nadien, in 2006, maakte de Provinciale Commissie Dringende Geneeskundige Hulpverlening (PCDGH) Vlaams-Brabant daar een eigen interpretatie van: patiënten mochten, op vraag, naar een ziekenhuis in hun eigen taal worden gebracht, mits dat binnen 10 minuten extra rijtijd lag. In 2016 werd dat 12 minuten. Deze regel werd later opgenomen in richtlijnen van de Noodcentrale 112 Leuven.
In 2023 werd de regeling publiek: de gouverneur van Vlaams-Brabant bevestigde dat Nederlandstalige patiënten om taalredenen naar een ander ziekenhuis mochten worden vervoerd, tot maximaal 12 minuten verder. Een “positieve lijst” van Nederlandstalige ziekenhuizen werd verspreid – mét, en later zonder, de Europa-ziekenhuizen.
Klacht van Europa-ziekenhuizen
De Europa-ziekenhuizen stelden inmiddels vast dat zij zonder voorafgaande communicatie van die lijst waren verwijderd en dat Nederlandstalige patiënten dus niet langer naar hen zouden worden gebracht. Volgens het ziekenhuis had die beslissing directe juridische gevolgen: een wijziging van het patiëntenaanbod en reputatieschade.
Het ziekenhuis vroeg aan de PCDGH en de federale gezondheidsinspectie inzage in de beslissing en in de gehanteerde criteria. Zonder antwoord stapte het op 5 mei 2023 naar de Raad van State om de maatregel te laten vernietigen. Acht Brusselse ziekenhuizen sloten zich als tussenkomende partijen aan: kliniek Sint-Jan, Brugmann, Sint-Pieter, ziekenhuisvereniging Brussel/Schaarbeek, Iris-ziekenhuizen Zuid, Edith Cavell/Parc Léopold/Delta, UZ Saint-Luc en ULB Erasme.
De Raad van State moest eerst nagaan of er eigenlijk wel een uitvoerbare administratieve beslissing bestond - een noodzakelijke voorwaarde om een beroep ontvankelijk te verklaren. Uit het dossier bleek dat zo’n ministerieel besluit nooit was genomen of teruggevonden.
Zonder ministeriële goedkeuring, zo redeneert de Raad, is er geen formele beslissing met rechtsgevolgen – slechts een praktijkafspraak of “grijze afwijking” zonder juridische waarde.
De verzoekende ziekenhuizen betoogden zelf onder meer dat het opnemen van “Nederlands” als diagnostisch of therapeutisch criterium de rechtspositie van ziekenhuizen en patiënten wijzigt. Volgens de Raad van State volstonden die aanwijzingen niet. Zelfs al wordt een regel toegepast, dan nog is ze niet rechtsgeldig zonder de vereiste ministeriële goedkeuring.
De Raad van State verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat er geen “uitvoerbare administratieve handeling” bestond. Maar het arrest gaat verder dan een loutere procedurele verwerping. De Raad stelde expliciet vast dat:
- er geen wettig besluit bestaat waarin het Nederlands als diagnostisch of therapeutisch middel is opgenomen.
- de “12-minutenregel” en de lijst met Nederlandstalige ziekenhuizen geen rechtsgevolg hebben.
- de overheid zich in de toekomst niet op deze niet-bestaande beslissing mag beroepen om dergelijke taalkundige afwijkingen toe te passen.
De Raad verwijst de Belgische Staat in de kosten van het geding en legt de rechtsplegingsvergoeding ten laste van de overheid, omdat het bestuur de schijn had gewekt dat de maatregel wel degelijk bestond.
Implicaties
Hoewel het arrest dus geen oordeel velt over de wenselijkheid van zorg in de taal van de patiënt, heeft het belangrijke praktische en juridische implicaties Grosso modo komen die hierop neer: de ziekenhuiskeuze bij 112-oproepen blijft gebonden aan het principe van het dichtstbijzijnde erkende ziekenhuis; taalvoorkeur is geen wettelijk erkend criterium voor afwijking, tenzij de federale minister een protocol formeel goedkeurt; lokale afspraken of “gentlemen’s agreements” tussen provinciale commissies en ziekenhuizen hebben geen juridische basis.
Voor beleidsmakers is dit een signaal dat taalkundige gevoeligheden in spoedzorg slechts via de correcte federale procedure kunnen worden verankerd.
Het arrest herinnert er dus aan dat goede bedoelingen – zoals zorg in de eigen taal – niet buiten de wettelijke contouren mogen treden. Ziekenhuizen en artsen mogen dus niet afgaan op provinciale lijsten of mondelinge richtlijnen zonder juridische onderbouw.
Voor de toekomst is transparantie over de criteria, betrokkenheid van alle ziekenhuizen én een duidelijke federale bekrachtiging essentieel om zowel taalrechten als patiëntveiligheid te waarborgen.
> Vlaamse Volksbeweging start zeven juridische procedures tegen Brusselse ziekenhuizen








