Een ziekenfonds in een Europese lidstaat kan in principe weigeren om bijvoorbeeld een getuige van Jehova de toelating te geven in een andere lidstaat geopereerd te worden zonder een bloedtransfusie, maar enkel als die weigering gerechtvaardigd kan worden, bijvoorbeeld door de capaciteit van de gezondheidszorg. Dat oordeelt het Europees Hof van Justitie in een arrest.
De hele zaak draait rond een Letse patiënt die en openhartoperatie moest ondergaan. Dat kan in Letland niet zonder bloedtransfusie, maar de patiënt, een Jehova's getuige, kan om religieuze redenen geen bloedtransfusie ondergaan. De zoon van de man had de Letse gezondheidszorg daarom toestemming gevraagd om de operatie in Polen te ondergaan, waar dat wel kan zonder bloedtransfusie.
De Letse gezondheidsdienst heeft dat verzoek geweigerd. De zoon van de hartpatiënt ging daartegen in beroep, maar haalde zowel in eerste aanleg als in hoger beroep bakzeil. De man had de operatie intussen wel in Polen ondergaan.
Het Europees Hof van Justitie, dat door het Letse Hof van Cassatie bij de zaak werd gehaald, zegt nu dat een ziekenfonds kan weigeren om een patiënt in een andere lidstaat te laten behandelen om religieuze redenen. In principe is dat dan wel een vorm van indirecte discriminatie op grond van godsdienst, maar die kan worden gerechtvaardigd, oordeelt het Hof in een arrest, als het verschil in behandeling "berust op een objectief en redelijk criterium en in verhouding staat tot het nagestreefde doel".
Concreet gaat dat bijvoorbeeld om onvoorspelbare extra kosten. Als de medische zorg in de andere lidstaat meer zou kosten dan die in de eigen lidstaat, de verplichting tot vergoeding tot extra kosten leidt voor dat laatste land, merkt het Hof op. Als ziekenfondsen verplicht worden om rekening te houden met de geloofsovertuiging van verzekerden, zouden die extra kosten "een risico kunnen vormen voor de financiële stabiliteit van het zorgverzekeringsstelsel", klinkt het, "waarvan de noodzakelijke bescherming een door het Unierecht erkende legitieme doelstelling is". "In het licht van die doelstelling is het gerechtvaardigd om de geloofsovertuiging van de betrokkene niet in aanmerking te nemen."
Of er in de specifieke zaak van de Letse hartpatiënt sprake is van een objectief criterium dat het verschil in behandeling rechtvaardigt, moet het Letse Hof van Cassatie zelf uitmaken. Daarvoor zal de rechter moeten nagaan of de planning van ziekenhuisbehandelingen in Letland in gevaar zou komen als de geloofsovertuiging van patiënten systematisch in aanmerking zou worden genomen, aldus het EU-Hof.