Contactopsporing doorstaat toets bij Grondwettelijk Hof, behalve op drie punten

De manier waarop in het systeem van de contactopsporing is omgesprongen met de privacy en met persoonsgegevens is grotendeels grondwettig. Dat oordeelt het Grondwettelijk Hof. Op drie punten gaat het samenwerkingsakkoord echter wél in tegen de Grondwet. Voor het derde punt spreekt het Hof zelfs een vernietiging uit.

In augustus 2020 hebben de federale overheid en de regio's een samenwerkingsakkoord gesloten rond het systeem van de contactopsporing. Dat systeem moest helpen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus. Om het systeem te doen draaien werden verschillende gegevensbanken opgericht en werden er afspraken gemaakt over de manier waarop met die gegevens zou omgesprongen worden. 

De vzw Vivant Ostbelgien, verschillende Duitstalige volksvertegenwoordigers en de vzw Ligue des droits humains wilden het bewuste samenwerkingsakkoord laten vernietigen omdat ze vonden dat de afspraken in strijd waren met het recht op privacy en het recht op bescherming van persoonsgegevens. 

Het Grondwettelijk Hof verwerpt nu de meeste bezwaren, maar vindt het samenwerkingsakkoord toch ook op drie punten ongrondwettig. 

Zo kan het volgens het rechtsorgaan bijvoorbeeld niet door de beugel dat er in het akkoord geen gefedereerde entiteiten of agentschappen worden aangewezen die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de de centrale gegevensbank bij Sciensano. 

Daarnaast is het ongrondwettig dat er geen maximumtermijn is vastgesteld voor het bewaren van persoonsgegevens in een andere gegevensbank, meer bepaald die met  gegevens uit ziekenhuizen, scholen en rusthuizen. 

Op die twee punten geeft het Grondwettelijk Hof de tijd tot 31 maart 2023 om met een aangepast samenwerkingsakkoord te komen. 

Op een derde punt spreekt het Hof gewoon een vernietiging uit. Het gaat dan over de machtiging die het Informatieveiligheidscomité heeft gekregen om gepseudonimiseerde persoonsgegevens  aan derden te geven met het oog op wetenschappelijk onderzoek. Het Hof merkt op dat het bewuste comité "niet onderworpen is aan parlementaire controle" en dat de machtiging die het comité heeft gekregen toch gaat over "essentiële elementen" terwijl de ontvangers van de betrokken gegevens niet geïdentificeerd zijn. Het Hof bestempelt de machtiging daarom als ongrondwettig.

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.