“Laat de artsensyndicaten hun werk doen. Vrij en onafhankelijk, zoals het hoort.” (Dr. Sam Ward)

Het voorstel van minister Vandenbroucke om de financiering van artsensyndicaten vanaf 2026 deels te koppelen aan het percentage geconventioneerde artsen is een fundamenteel gevaar voor de democratische en institutionele balans van onze gezondheidszorg. Wat op papier lijkt op een ‘stimulans’ voor meer conventionering, is in werkelijkheid een bedekte poging tot machtsconcentratie, en een ondermijning van het vrije syndicale mandaat. 

De essentie van een representatieve organisatie is haar vermogen om vrijuit standpunten te formuleren namens haar achterban, ook – en vooral – als die standpunten ingaan tegen de heersende politieke koers. Door de financiering afhankelijk te maken van de mate waarin artsen zich aan Riziv-tarieven onderwerpen, wordt die vrijheid uitgehold. Het is niets minder dan een economisch chantagemiddel: buigen voor het beleid, of bloeden in de begroting.

Dit is niet alleen een technocratisch onzalig plan – het is een ideologisch verraad. Want laat het duidelijk zijn: het idee dat een socialistische minister, erfgenaam van een traditie die sociale strijd, syndicale onafhankelijkheid en belangenverdediging altijd hoog in het vaandel droeg, nu exact die principes ondergraaft, tart elke verbeelding. Men vraagt zich af wat een figuur als Emile Vandervelde hiervan zou denken. De kans is groot dat hij zich inderdaad omdraait in zijn graf.

De impliciete boodschap is even cynisch als duidelijk: syndicaten mogen alleen nog bestaan als verlengstuk van het beleid. Dat is geen pluralistisch overleg meer, dat is bestuurlijke loyaliteit afdwingen met de portefeuille in de hand.

Wat zijn de concrete risico’s?

1. Uitholling van het democratisch overlegmodel: wanneer vertegenwoordiging niet meer loont tenzij die overeenstemt met de regeringslijn, is van overleg geen sprake meer. Dan rest enkel instemming.

2. Verlies aan legitimiteit: artsen verliezen het vertrouwen in hun syndicale organen als die worden gezien als uitvoeringsorganen van het beleid in plaats van onafhankelijke belangenverdedigers.

3. Afbouw van vrije beroepsuitoefening: conventionering is geen zwart-witverhaal. Het is een complex evenwicht tussen maatschappelijke verantwoordelijkheid en professionele autonomie. Een mechanische verhoging van het aantal geconventioneerde artsen lost geen structurele problemen op (zoals onderfinanciering, administratieve overlast of wachttijden), maar camoufleert ze.

4. Politieke precedentwerking: als dit doorgaat, is de stap niet ver naar andere sectoren waar representativiteit onder druk komt te staan van beleidsmatige conformiteit.

Het artsensyndicaat is geen promotiebureau voor Riziv-conventies. Het is een buffer tegen al te eenzijdig overheidsbeleid, een stem van nuance in een context van complexiteit. Door die buffer te verzwakken, verliest de minister niet alleen zijn geloofwaardigheid als sociaal bewindsvoerder, maar ook het vertrouwen van een hele beroepsgroep.

Dit is geen hervorming. Dit is een stille machtsgreep.

Laat de syndicaten hun werk doen. Vrij, fier en onafhankelijk. Zoals het hoort.

Lees ook: Financiering artsensyndicaten binnenkort afhankelijk van conventiegraad?

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.