Werknemers die tijdens de lockdown in een cruciale sector of essentiële dienst werkten en het coronavirus opliepen, kunnen die ziekte laten erkennen als beroepsziekte. Eerder was COVID-19 al erkend als beroepsziekte voor werknemers actief in de gezondheidszorg. Maar die erkenning is nu uitgebreid, melden ministers van Sociale Zaken Maggie De Block, van Ambtenarenzaken David Clarinval en van Binnenlandse Zaken Pieter De Crem zondag.
Voortaan kunnen dus ook medewerkers van supermarkten of politieagenten die de ziekte opliepen zo'n erkenning krijgen. Het gaat specifiek om werknemers die geen telewerk konden verrichten of niet steeds 1,5 meter afstand konden houden door de aard van hun job.
"Deze werknemers hadden een groter risico om besmet te geraken", zegt De Block. "Daarom heb ik advies gevraagd aan de sociale partners of een uitbreiding van het systeem van de beroepsziekten voor hen aan de orde is. Zij hebben terecht geoordeeld dat dit het geval is en ik hou er aan om hun advies uit te voeren."
De uitbreiding geldt ook voor een grote groep federale ambtenaren. "In het federaal openbaar ambt zou het vooral gaan om politieagenten, maar ook om penitentiaire beambten, medewerkers van de civiele bescherming en douanebeambten, die tijdens de inperkingsperiode op het terrein aanwezig zijn gebleven", zegt Clarinval. "Het is niet meer dan eerlijk om hen bescherming te bieden."
Wie deze erkenning wil aanvragen, moet wel met een laboratoriumtest gediagnosticeerd zijn met COVID-19. Meer info over de modaliteiten en aanvragen is binnenkort terug te vinden op de website van Fedris (fedris.be).
De Block kondigt aan dat ze ook een regeling voor beroepsziekten wil voorzien voor zelfstandigen. "Dit past in het eenheidsstatuut dat ik wil realiseren."