Permanentie spoed, intensieve, niet intensieve diensten: waar gaat miljard voorschot naartoe?

Een nota over de bedragen die als voorschotten worden vrijgemaakt voor ziekenhuizen en ziekenhuisartsen in de context van covid-19, zal dienen om opgenomen te worden in een nieuw Koninklijk Besluit. De Specialist keek de nota in. Hoe worden de permanenties op spoed, intensieve en niet-intensieve hospitalisatie met het miljard gefinancierd tijdens de eerste vier covid-19-maanden?

In deel B van de nota over het voorschot ziekenhuismiljard gaat het over de bijkomende activiteiten die ziekenhuizen verplicht inrichtten door covid-19 en die niet factureerbaar zijn per patiënt. We zoomen in op de financiering van permanenties van spoed, intensieve en niet-intensieve hospitalisatie.

Belangrijk: het ziekenhuis mag hierop geen enkele afdracht toepassen. Tegelijk moet een dubbele financiering met andere activiteiten vermeden worden.

Percentage zelfstandige artsen

De algemene ziekenhuizen moesten hun spoeddiensten opsplitsen tussen opvang covid-19- en niet-covid-19-patiënten. Ze moesten met andere woorden worden verdubbeld Idem dito voor intensieve tijdens de eerste vier covid-maanden. Ook was er meer permanentie nodig van artsen en andere zorgverleners voor avond-, nacht- en weekenddiensten. De nota specificeert een percentage om de zelfstandige artsen te financieren via een verdeelsleutel tussen gesalarieerden en zelfstandigen, voor zover de maatregel slaat op de twee categorieën.

Voor de permanenties spoed en intensieve geldt als basis het maandbedrag dat alle ziekenhuizen factureerden in 2019 (nomenclatuurcodes 590203 – 590332 – 590181 - 590310, met indexatie 1,95% naar 2020). Hier wordt ook in verrekend dat er 40% minder opnames waren in maart-juni 2020, wat aangevuld wordt tot het aantal opnames  van 2019. Men gaat uit van 30% retrocessie door de zorgverstrekkers aan het ziekenhuis. De totale pot wordt verdubbeld net wegens de opsplitsing van de permanenties.

Voor de permanenties niet-intensieve hospitalisatie vertrekt men van 50% van het gemiddeld nationaal bedrag aan permanentiehonoraria per verblijfsdag op intensieve (zelfde nomenclatuurcodes 590203 – 590332 – 590181 - 590310….). Opnieuw gaat men uit van 30% retrocessie door de zorgverstrekkers aan het ziekenhuis. De berekening is gebaseerd op 18.000 hospitalisaties voor covid-patiënten waarbij men de hypothese in acht neemt dat die gemiddeld 18 dagen verbleven op intensieve.

De administraties leggen de waarde van het budget vast op 70% van de finale waarde. Dat is een iets hoger percentage dan het nationaal gemiddeld aandeel van honoraria dat voor zorgverleners bestemd is. Gedekt zijn de bijkomende noodzakelijke activiteiten die tijdens die periode door de honoraria gefinancierd werden maar waar geen factureerbare prestaties per patiënt tegenoverstaan. Sommige delen zijn enkel van toepassing voor zelfstandige zorgverleners: basispermanenties intensieve en spoed met name.

Voor de permanenties spoed en intensieve (covid-19) schat men dat voor het eerste semester van dit jaar 31,5 miljoen nodig zal zijn aan honoraria door de verdubbeling en 47,25 miljoen voor het tweede semester. Voor de permanenties die buiten covid-19 zou voor het eerste semester een bedrag nodig zijn aan honoraria van 14 miljoen en voor het tweede semester 21 miljoen.

 

> Lees ook: Het voorschot ziekenhuismiljard: hoe basissalarissen en afdrachten garanderen?

> Zo worden ASO's vergoed in covid-tijden

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.