Internationaal kansen gemist om snelle verspreiding tegen te gaan

De internationale instellingen hebben op zich snel gereageerd na het eerste bevestigde geval van corona uit China, maar toch zijn er nadien kansen gemist om de snelle verspreiding van het virus tegen te gaan. Dat heeft Lieven De Raedt, diensthoofd internationale betrekkingen van de administratie Volksgezondheid, vrijdag verklaard in de bijzondere commissie die zich in de Kamer buigt over de aanpak van de coronacrisis.

Op 31 december van vorig jaar werd de eerste case van corona door China aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gemeld. Een maand later, op 30 januari, kondigde ze het internationaal gezondheidsalarm af. Toen was wereldwijd sprake van 7.818 bevestigde gevallen, waarvan het overgrote deel in China. In België had de Risk Management Group een week voordien al samengezet en.

"De instellingen hebben op zich heel snel gereageerd. Qua snelheid valt er niet veel op af te dingen", concludeerde De Raedt. Toch vindt hij dat er nadien kansen zijn gemist om de snelle verspreiding van het virus te voorkomen. "Het virus zou zich verspreid hebben, maar misschien was die verspreiding wat vertraagd."

Zo kwamen er geen reisrestricties, niet rond China en nadien Italië, waar het virus binnen Europa als eerste lelijk huishield. Ook werd de case definition, over wie bijvoorbeeld moet worden getest, eerder eng gehouden. Wat het opleggen van quarantaine betreft, zei De Raedt dat het nu de normaalste zaak is om die op te leggen voor wie uit een rode zone terugkeert, maar dat was in de beginmaanden niet het geval.

"Op het niveau van de Europese Unie en de WHO zijn kansen laten liggen om van in het begin strikter met de situatie om te gaan, misschien zelfs met de kennis die men toen had", vindt De Raedt, die benadrukte dat het om een persoonlijke inschatting gaat. De marsrichting was dat de lidstaten ervoor moesten zorgen dat patiënten tijdig werden gedetecteerd en dat de verspreiding van het virus werd voorkomen, maar tot harde politieke maatregelen kwam het de eerste maanden niet.

Volgens De Raedt werd de snelheid van het virus van in het begin onderschat. De 'ieder voor zich'-situatie die zich in maart voordeed, was daar voor een stuk het gevolg van. Er werden volop grenzen afgesloten en sommige landen begonnen mondmaskers in beslag te nemen. "België heeft daar niet aan meegedaan. We mogen er trots op zijn dat we daar niet zijn in meegestapt", vindt De Raedt.

Verschillende commissieleden fronsten de wenkbrauwen bij die uitspraak. Op dat moment rezen er immers bijzonder veel vragen over de beschikbaarheid van beschermingsmateriaal voor mensen in de eerste lijn. "Sommige landen zijn wel in die confiscaties meegestapt, maar dat zullen andere landen niet snel vergeten. Italië kon geen mondmaskers krijgen en dat zal nog lang in het geheugen gegrift staan. Als België mogen we onszelf in de spiegel bekijken", reageerde De Raedt.

Hij merkte ook op dat er vanuit Spanje en misschien ook Italië vragen kwamen over de eventuele opname van patiënten in ons land en het sturen van artsen en verpleegkundigen. "Daar hebben we redelijk hard op geantwoord, dat we de weinige beschikbare vrije capaciteit moesten reserveren voor onze eigen bevolking, omdat we niet wisten hoe de pandemie zou evolueren. Op sommige vlakken hebben we ons welwillend getoond, maar zeker niet op alle vlakken. Ik denk dat we de balans hebben proberen in evenwicht te houden en redelijkheid aan de dag hebben gelegd."

Over de manier waarop België de aanbevelingen heeft toegepast, blijft hij voorzichtig, omdat dat buiten zijn bevoegdheden valt. Maar algemeen vindt hij dat we in ons land "wakker waren". Er was de snelle vergadering van de RMG en uit feedback uit de vergaderingen concludeert De Raedt dat de signalen bij de verantwoordelijken goed waren aangekomen. "Er was altijd oprechte interesse en bereidheid om de adviezen ter harte te nemen. Het was het kompas dat België zo goed mogelijk probeerde op te volgen."

Hij merkt ook op dat internationale richtlijnen niet altijd zwart-wit zijn. Zo stelt de richtlijn van de ECDC over social distancing dat er goede argumenten zijn om scholen te sluiten, maar ook dat zo'n sluiting nefaste gevolgen kan hebben voor kinderen. Over heel veel aspecten worden op die manier afwegingen voorgesteld die de lidstaten dan moeten implementeren.

Toch benadrukt De Raedt het belang van de WHO en de ECDC. Ze bundelen immers enorm veel expertise. Zonder hen zou elke lidstaat apart die kennis moeten bundelen en "dan waren we nog ver van huis." Hij ziet ook een belangrijk lichtpunt, namelijk de samenwerking die op Europees niveau tot stand is gekomen over de gezamenlijke aankoop van vaccins.

De Raedt kreeg ook vragen over de Europese reactie op de nakende terugkeer van skiërs uit Italië. Hij herinnert zich een vergadering op 23 februari, waar de Italiaanse vertegenwoordiger melding maakte over de uitbraak en de quarantainemaatregelen. "Als ik mijn eigen verslag nalees, verschoot ik dat er niet met meer dringendheid en emotie over werd gesproken. Er is geen zware discussie geweest over wat moest gebeuren om een verdere verspreiding te voorkomen. Ik heb die vragen ook niet gesteld. Achteraf gezien had ik wel de persoon willen zijn die die vragen had gesteld."

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.