De werking van heel wat Belgische adviesraden is weinig of niet gedocumenteerd en wordt gedomineerd door een kleine groep "superadviseurs". Dat concluderen twee onderzoekers van de UAntwerpen die voor het eerst alle 1.137 federale en regionale adviesraden in kaart brachten. Het onderzoek kadert in een Europees project dat wil analyseren hoe de overheid het maatschappelijk middenveld bij de beleidsvorming betrekt.
Van de 1.137 door onderzoekers Jan Beyers en Evelien Willems geïdentificeerde adviesorganen zijn er 616 toegespitst op het formuleren van aanbevelingen rond nieuwe wetgevende initiatieven en/of algemene beleidsimplementatie. 290 doen dat op het federale niveau, 116 op het Vlaamse en 167 op het Waalse. De overige adviesorganen houden zich vooral bezig met het toeke nnen van (project)subsidies, (beroeps)accreditaties, vergunningen, beroepsprocedures, selectie- en examenprocedures en managementtaken.
Veruit de meeste adviesraden, zowat 170, zijn actief in het domein gezondheidszorg. De nummer twee, economie, moet het doen met zowat 85 adviesraden. In Vlaanderen blijkt de focus meer op de gewestbevoegdheden te liggen, in Wallonië meer op de gemeenschapsbevoegdheden.
Opvallend is dat slechts 54 procent van alle adviesraden een jaarverslag publiceert, van 51 procent niet bekend is hoe vaak ze vergaderen en van meer dan 70 procent niet geweten is hoeveel adviezen ze eigenlijk formuleren. De werking van de grootste raden zoals de SERV (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen) is wel professioneel en transparant, stellen de onderzoekers.
In de 616 beleidsadviserende raden zijn 1.250 belangenorganisaties vertegenwoordigd, maar 719 onder hen hebben slechts één zetel in één raad terwijl sociale partners zoals vakbonden, werkgeversfederaties, mutualiteiten en grote organisaties uit de gezondheidssector bijna overal een rol spelen. De onderzoekers hebben het over "een zeer klein clubje superadviseurs die je overal tegenkomt".