Nieuw: een 65-jarige arts kan te oud zijn… (Filip Dewallens)

Vijf jaar geleden veroordeelde het Arbeidshof te Brussel een ziekenhuis op grond van schending van de Antidiscriminatiewet omdat het de overeenkomst met een arts had beëindigd die de leeftijdsgrens had bereikt. Vele ziekenhuizen pasten daarop hun interne normen aan. Nu bevestigt de arbeidsrechtbank die juridische logica, hoewel ze door de feiten eigen aan de zaak tot een andere resultaat komt.

Herinnert u zich deze nog? In juli 2013 velde het Arbeidshof te Brussel een opgemerkt arrest.  Een endocrino-diabetoloog was reeds zijn hele carrière met een ziekenhuis verbonden. Het ging om een aannemingsovereenkomst van onbepaalde duur, die bepaalde dat de overeenkomst van rechtswege wordt beëindigd wanneer de arts 65 jaar werd. Na zijn 65ste krijgt hij toch een nieuwe overeenkomst van onbepaalde duur. Ze hadden hem nog nodig. Op zijn 76ste (sic) wordt de overeenkomst door het ziekenhuis plotseling opgezegd. De arts vraagt het ziekenhuis om alsnog zijn activiteiten te mogen verderzetten, in het belang van zijn patiënten. De ziekenhuisbestuurder volhardt  en verwijst naar de algemene regeling waarin sinds enkele jaren een absolute leeftijdsgrens van 75 jaar werd opgenomen. Sinds die wijziging moeten ziekenhuisartsen, zonder uitzondering, bij het bereiken van de leeftijd van 75 jaar hun werkzaamheden in het ziekenhuis definitief stopzetten. De arts vecht de beëindiging van zijn overeenkomst aan op grond van de Antidiscriminatiewet.

Geënsceneerd

Het arbeidshof stelt dat hij door de beëindigingsbeslissing discriminerend behandeld werd in vergelijking met zijn collega’s die de leeftijd van 75 jaar nog niet bereikt hebben. Het arbeidshof meent dat de zorgcontinuïteit weliswaar een legitiem doel had kunnen zijn voor de beëindigingsbeslissing, maar uit de feiten bleek dat die argumentatie pas achteraf door het ziekenhuis geconstrueerd werd en niet de daadwerkelijke reden voor het ontslag was. Precies door het ontslag van de endocrinoloog kon het ziekenhuis niet langer voorzien in de zorgcontinuïteit. Er was immers een chronisch tekort aan endocrino-diabetologen.

Sinds dat arrest bleef het vijf jaar stil in de rechtspraak. Sommige ziekenhuizen pasten hun algemene regeling aan zodat er geen sprake meer kon zijn van leeftijdsdiscriminatie Het was afwachten hoe de rechtspraak verder zou reageren en zich zou “zetten”. En nu is er eindelijk opnieuw een vonnis, en wel van de arbeidsrechtbank van Eupen. In de overeenkomst van onbepaalde duur met een anesthesist stond een clausule met een datum waarop de overeenkomst automatisch beëindigd zou worden. Deze datum kwam overeen met de datum waarop de anesthesist 65 jaar zou worden. Enkele maanden voor zijn 65ste verjaardag vroeg hij aan het ziekenhuis om zijn activiteiten na zijn 65ste verjaardag toch te mogen verder zetten. De collega’s van de dienst ondersteunden zijn vraag. De medische raad verzette zich tegen de verlenging. Het ziekenhuis weigerde en sluit prompt zijn toegangsfaciliteiten in het ziekenhuis af.

Misnoegde anesthesist

De misnoegde anesthesist stelde dat zijn contract niet van rechtswege beëindigd werd door het bereiken van zijn 65ste verjaardag omdat die clausule in strijd is met de Antidiscriminatiewet. Het ziekenhuis had zijn contract volgens hem wel kunnen opzeggen, maar dan had het een opzeggingstermijn van drie jaar moeten respecteren. Het ziekenhuis was het niet eens met die redenering. Van discriminatie kon immers geen sprake zijn, omdat de partijen zelf overeengekomen waren om de overeenkomst op vaste datum te doen eindigen. Bovendien laat de Antidiscriminatiewet een leeftijdsonderscheid toe wanneer dit “objectief en redelijk wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen om dat doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn”. Welnu, volgens het ziekenhuis was er in casu zeker sprake van dergelijk legitiem doel: het garanderen van de zorgcontinuïteit, van een voldoende rotatie binnen het artsenkader en van een kwaliteitsvolle dienstverstrekking.

Ziekenhuis krijgt gelijk

De arbeidsrechtbank van Eupen volgde de redenering van het ziekenhuis en besloot dat er geen sprake was van leeftijdsdiscriminatie. Clausules die de beëindiging van de overeenkomst op de pensioenleeftijd vooropstellen, zijn namelijk “wijdverspreid en zijn gericht op de verdeling van de beschikbare arbeidsplaatsen over de generaties heen”. Zeker in een dienst anesthesie “- waar de artsen instaan voor medische handelingen met een hoog risico en de artsen aldus moeten beschikken over een bijzondere fysieke draagkracht - is het nastreven van een verjonging van het team met voldoende rotatie uiterst aangewezen”, aldus de rechtbank.

Er was volgens de arbeidsrechtbank evenmin sprake van een disproportionele maatregel, nu de bewuste clausule tegemoet kwam aan zowel de belangen van de betrokken anesthesist (stabiliteit qua betrekking sedert 1988) als die van het ziekenhuis (medisch beleid op lange termijn).

Hoewel de arbeidsrechtbank te Eupen tot een andere conclusie komt dan het Arbeidshof te Brussel passen ze wel hetzelfde toetsingscriterium toe. Beide rechterlijke instanties stellen dat een beëindigingsbeslissing van de overeenkomst met een arts bij het bereiken van een bepaalde leeftijd de toets van de Antidiscriminatiewetgeving kan doorstaan als het ziekenhuis een legitieme doelstelling kan inroepen en die ook aannemelijk kan maken.

Het zogenaamde legitieme doel moet dus niet uitgedrukt zijn in bijvoorbeeld de algemene regeling of in de individuele overeenkomst, maar de rechter moet het wel kunnen toetsen. Hij mag de werkelijke (legitieme) bedoeling van het ziekenhuis afleiden uit de context waarin de beëindiging in concreto is doorgevoerd. Zowel de specifieke situatie van de betrokken ziekenhuisarts, als die van het ziekenhuis, vormen op het moment van de beëindigingsbeslissing het beoordelingskader van de rechter. Zowel het ziekenhuis als de medische raad moeten hun rol spelen bij de motivering van de beëindiging van de overeenkomst met een arts omwille van zijn leeftijd: het garanderen van de zorgcontinuïteit, van een voldoende rotatie binnen het artsenkader en van een kwaliteitsvolle dienstverstrekking.

Er komt dus stilaan wat ‘lijn’ in de rechtspraak. Laat ons hopen dat dat zo blijft.

 

 

  • Brussel 26 juli 2013, T. Gez./Rev.dr santé 2014-2015, 202-218, noot F. Dewallens en K. Raymaekers.

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.