Drie op de vier Belgische sporters maakt minstens één keer een vorm van grensoverschrijdend gedrag. Dat blijkt uit een bevraging van de UAntwerpen met bijna 3.000 respondenten. De cijfers liggen nog hoger dan bij eerder onderzoek.
Onderzoekers van de UAntwerpen bevroegen het afgelopen jaar 1.472 Vlaamse en 1.472 Waalse en Franstalige Brusselse jongvolwassenen, in het kader van een breder Europees onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag in de sport. De vragenlijst bevatte 35 mogelijke ervaringen, verdeeld over vijf vormen: verwaarlozing, psychisch grensoverschrijdend gedrag, fysiek gedrag, non-contact seksueel en contact seksueel grensoverschrijdend gedrag.
De cijfers liggen hoger dan in eerdere onderzoeken, blijkt uit de resultaten. Eén op de vijf Vlaamse sporters en één op de vier Waalse sporters krijgt voor hun 18de te maken contact seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport. De helft van de sporters meldt fysiek grensoverschrijdend gedrag, twee derde van de sporters psychisch geweld. Eén op de drie Vlaamse sporters en vier op tien Waalse sporters werden verwaarloosd, bijvoorbeeld door gebrek aan medische zorg.
De meest voorkomende vormen van grensoverschrijdend gedrag in de sport zijn het ondergaan van fysieke oefeningen als vorm van straf, vernederingen, geen enkele waardering krijgen voor de sportprestaties, overdreven negatieve kritiek over het uiterlijk en genegeerd worden. De minst voorkomende vormen zijn seksuele aanranding en verkrachting. Toch kreeg telkens 8 procent van de deelnemers nog voor de leeftijd van 18 jaar hiermee te maken.
In totaal ondervond driekwart van alle respondenten minstens één keer een vorm van grensoverschrijdend gedrag voor de leeftijd van 18 jaar. In Vlaanderen (72 procent) ligt het aantal iets lager dan in Wallonië en Brussel (80 procent).
Mannen rapporteren meer gevallen van grensoverschrijdend gedrag. Het verschil is vooral groot bij fysiek gedrag - 61 tegenover 42 procent bij vrouwen. Mannen rapporteren ook meer non-contact seksuele incidenten, waaronder seksuele intimidatie. Dat is opmerkelijk, want eerder onderzoek wees uit dat vrouwen vaker slachtoffer zijn. De plegers zijn vooral sporters uit het eigen of een ander team, in tweede instantie gaat het om trainers of coaches. In de helft van de gevallen gaat het om uitsluitend mannen, bij een kwart enkel vrouwen en bij de rest waren zowel mannen als vrouwen betrokken.
Ongeveer één op de drie sporters die grensoverschrijdend gedrag meemaakt, vertellen dit tegen niemand. Zij die het wel vertellen, doen dit meestal tegen familieleden of mensen buiten de sportsector. Slechts 4 à 8 procent van de sporters die dit meemaakten, vertelden het tegen iemand binnen de sportorganisatie.
De cijfers liggen in lijn met resultaten uit andere Europese landen. De resultaten liggen nog een pak hoger dan bij de eerste meting in 2014. Volgens de onderzoekers is dat mogelijk te wijten aan een hoger bewustzijn in de brede maatschappij, waardoor meer grensoverschrijdend gedrag correct herkend en gerapporteerd werd in het laatste onderzoek.
"Deze cijfers tonen aan dat grensoverschrijdend gedrag binnen de sport, maar ook daarbuiten, nog steeds een groot probleem is in Vlaanderen, België en Europa", zegt onderzoekster Tine Vertommen. "In elk van de deelnemende landen werden hoge cijfers gerapporteerd. Dit betekent dat we als maatschappij, en meer specifiek ook de sportsector, tekortschieten als het gaat over het beschermen van onze kinderen en jongeren."
De onderzoekers formuleren een lijst aanbevelingen. Zo kunnen overheidsinstellingen algemene beleidsraamwerken voor de preventie van elke vorm van grensoverschrijdend gedrag voorzien, preventie-initiatieven stimuleren en onafhankelijke organen opzetten waar sporters terecht kunnen met klachten. Sportorganisaties worden aangeraden om het probleem te erkennen en verplichte opleidingen rond grensoverschrijdend gedrag te voorzien voor iedereen die met jonge sporters of topsporters werkt.