Inkomsten van ziekenhuisspecialisten: studie van het KCE opent fout debat

De evaluatie van de inkomsten van ziekenhuisartsen (1), een onderdeel van de Handleiding voor een op-kosten-gebaseerde prijsbepaling van ziekenhuisinterventies van het KCE, zorgde bij publicatie voor heel wat opschudding (lees de Specialistenkrant 12-2 en 12-3). Deze studie vormde voor de algemene pers aanleiding om met grote titels de “rijkelijke” inkomsten van de ziekenhuisartsen te beschrijven. Ze vergat daarbij wel de publieke opinie uit te leggen welke complexe mechanismen achter deze verloning schuil gaan en welke kosten eraan verbonden zijn.

Los van de media-aandacht betreuren Thierry Derème, voorzitter van het Phisop, en Jacques Born, communicatieverantwoordelijke van het netwerk van ziekenhuisartsen, dat de ziekenhuisspecialisten verbonden aan openbare instellingen niet betrokken werden bij de discussie over de methodologie, noch bij de interpretatie van de resultaten van de studie.

De weigering van alle medische raden van openbare ziekenhuizen uit de Waalse regio om mee te werken aan deze studie, is te verklaren door de kritiek ten overstaan van de voorgestelde methodologie. De weigering is geenszins het gevolg van een principieel verzet tegen het project of van de vrees dat vertrouwelijke informatie te grabbel wordt gegooid”, benadrukken de verantwoordelijken van het Phisop.

Ter herinnering: slechts 13 van de 77 gecontacteerde ziekenhuizen, ofwel 17% van de doelgroep, was bereid aan de studie mee te werken. “Geen enkele medische raad van een openbaar ziekenhuis uit Wallonië heeft zijn akkoord gegeven. Vanuit ons standpunt heeft dit onderzoek dan ook geen enkele representatieve waarde”, oordelen de artsen Derème en Born. 

Het Phisop, dat verschillende leden van medische raden van openbare ziekenhuizen in Wallonië tot haar leden mag rekenen, wijst op een aantal lacunes in de studie van het KCE: “In de eerste plaats de onverklaarbare en onverklaarde uitsluiting van universitaire ziekenhuizen uit de studie, behalve – en deze uitzondering is al even onverklaarbaar en onverklaard – van sommige universitaire diensten die gedecentraliseerd zijn naar algemene ziekenhuizen.” Ten tweede, de oorspronkelijke weigering om de ereloonsupplementen mee te rekenen, hoewel die onontbeerlijk zijn voor de financiering van een aantal ziekenhuisactiviteiten. “Hoewel de bedenkers van de studie op dit vlak schijnbaar het geweer van schouder veranderden, blijkt dat de ereloonsupplementen, in de praktijk, niet in de berekening zijn opgenomen.” Ten derde wijst het Phisop (2) erop dat de bepaling van de werktijden van de artsen gebaseerd is op een theoretisch aantal halve dagen, zonder daarbij rekening te houden met de reële periodes van beschikbaarheid en wacht.

Ander struikelblok: de weigering om eender welk kwalitatief aspect mee te rekenen. “Dit is een moeilijk punt vanaf het moment dat het staal van de in de studie opgenomen ziekenhuizen op representatief vlak niet erg betrouwbaar lijkt en wanneer er een bias blijkt te ontstaan bij de selectie van de deelnemende ziekenhuizen”, analyseert het Phisop.

Bovendien stelt het netwerk van ziekenhuisartsen vast dat “in dit rapport van 128 bladzijden de medische prestaties, die goed zijn voor 43,4% van de totale kosten, het onderwerp zijn van een bescheiden analyse van 6 bladzijden (28 bladzijden zijn gewijd aan de andere kosten van de ziekenhuizen).” Het KCE erkent in de analyse van de medische kosten de aanwezigheid van ‘veel hypotheses’ en van ‘beperkt bronnenmateriaal’. Dat brengt de auteurs van het rapport tot deze opmerkelijke conclusie: “The figures presented in the table obviously do not reflect the reality of each physician in each speciality. The variability in the data is large and the number of observations is small.

Onderschatting

Voor de leden van het Phisop zijn een aantal van de hypotheses in de studie niet conform de realiteit en zijn ze voorbestemd om te leiden tot een systematische onderschatting van de medische prestaties. Ze geven enkele voorbeelden: de onderschatting van de reële kosten door een foute berekening van de ereloonsupplementen; de belangrijke overschatting van het aantal halve arbeidsdagen waardoor de jaarlijkse kosten gedeeld moeten worden; en de onderschatting van de effectieve duur van een medische ‘prestatie’. “De analyse lijkt moedwillig geen rekening te willen houden met de tijd die de arts investeert in de contacten met de patiënt en zijn familie, in het bijhouden van briefwisseling en in talloze andere administratieve taken (MKG, allerhande medische certificaten, voorschriften, enz.)”, vat het Phisop samen.

Het netwerk van ziekenhuisartsen merkt tevens op dat de vergelijkende cijfers uit Frankrijk niet relevant zijn, wegens niet te vergelijken, en daardoor een vertekend beeld van de realiteit geven. “De buitensporigheid van dit soort vergelijkingen doet vragen stellen bij de intentie van de auteurs van de studie”, reageert het Phisop.

Manifeste onjuistheden

Breng deze inschatting samen met de methodologische fouten en het resultaat van de studie bevat manifeste onjuistheden, die in tegenspraak zijn met de dagelijkse realiteit in openbare ziekenhuizen. Een voorbeeld daarvan is tabel 11 die de kosten per halve dag en per specialiteit oplijst”, analyseert het Phisop.

Volgens deze tabel, hiernaast weergegeven, lopen de bruto-inkomsten (GHIMD) (3) per halve dag op tot 862,24 euro voor de nefroloog, 715,28 euro voor de klinisch bioloog, 666,69 euro voor de hartchirurg en – aan het andere uiteinde – 306,71 euro voor de gynaecoloog, 295,37 euro voor de reumatoloog en 262,19 euro voor de dermatoloog. De consultants van Deloitte waagden zich op vraag van het KCE eveneens aan een vergelijking tussen het noorden en het zuiden van het land, met als besluit dat de netto-inkomsten in Vlaanderen gemiddeld beduidend hoger liggen dan in Wallonië.

Gemiddelde van de bruto-inkomsten per halve dag.
Specialiteit Gemiddelde van de bruto-inkomsten per halve dag
Cardiology 449,52
Gastroenterology 438,11
Pneumology 351,55
Rheumatology 295,37
Neurology 313,48
Psychiatry 348,09
Paediatrics 307,38
Geriatrics 354,61
Endocrino-diabetology 529,07
Oncology 358,69
Dermatology 263,19
Anaesthesia 440,97
Physical and rehabilitation medicine 485,83
General surgery 363,15
Neurosurgery 511,48
Cardiac surgery 666,69
Vascular surgery 386,53
Plastic surgery 343,39
Gynaecology – Obstetrics 306,71
Ophthalmology 514,98
Otorhinolaryngology 407,95
Urology 361,66
Orthopaedics 404,73
Stomatology 518,87
Clinical biology 715,26
Pathological anatomy 457,88
Radiology 619,22
Radiotherapy 531,62
Nuclear medicine 455,36
Emergency medicine 392,21
Intensive care 518,05
Nephrology dialysis 862,24
ALL PHYSICIANS 460,56

De commentaren in het rapport zelf, lijken ons – alleen al semantisch – eveneens onderwerp van discussie omdat ze een fout debat openen”, menen Born en Derème. “We stellen met verbazing vast dat, wanneer het gaat om de vergelijking tussen noord en zuid, het rapport niet meer spreekt van medische ‘kosten’. Plots duikt het begrip medische ‘inkomens’ op, die hoger zijn in Vlaanderen dan in Wallonië.

Het Phisop merkt nog op dat de methodologie die het KCE gebruikt resultaten oplevert die uitermate nadelig uitvallen voor ziekenhuizen die er resoluut voor kiezen om de ereloonsupplementen ten nadele van de patiënt te beperken en die een volledige en continue zorg aanbieden met, als logisch gevolg, belangrijke verplichtingen inzake wachtdienst en permanentie. En dat zijn net ziekenhuizen die het profiel hebben van de instellingen die bij het Phisop vertegenwoordigd zijn.

Samengevat, het Phisop is van oordeel dat de KCE-studie gewijd aan de kostprijs van ziekenhuisartsen uiterst zwak is en niet kan dienen als referentiebasis voor latere onderzoeken. Het netwerk van de ziekenhuisartsen verbonden aan openbare ziekenhuizen reikt het Federaal Kenniscentrum voor Gezondheidszorg desondanks toch de hand en verklaart zich in de toekomst “bereid om mee te werken aan dit soort bespiegelingen, op voorwaarde betrokken te worden bij zowel de uitwerking van het project als bij de analyse van de resultaten. Naar onze mening moet dit onderzoek gevoerd worden voor alle instellingen: academisch, privé en openbaar.

1. Handleiding voor op-kosten-gebaseerde prijsbepaling van ziekenhuisinterventies, Rapport Nr. 178A, www.kce.fgov.be
2. www.phisop.be
3. Gross hospital income minus deductions: Gemiddeld bruto-inkomen in het ziekenhuis minus de inhoudingen voor Belgische artsen. Het bruto-inkomen van de ziekenhuisarts stemt overeen met de som van de in rekening gebrachte honoraria voor verleende diensten, op basis van de Riziv-nomenclatuur of van een pseudo-nomenclatuur eigen aan het ziekenhuis; op basis van de permanentie-, beschikbaarheids- en wachthonoraria; van het aandeel van de artsen in vergoedingen toegekend aan het ziekenhuis voor Riziv-conventies; van de forfaits toegestaan in de medische beeldvorming en de klinische biologie en op basis van alle andere inkomsten, met inbegrip van de honorariumsupplementen.

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.