Bvas heeft samen met VGSO en Vaso vragen bij Groenboek

Het Groenboek, de oplossing die minister De Block in het interview met De Specialist suggereerde voor de opleiding van de aso’s en de dubbele cohorte, weekt heel wat reacties los.

De Bvas, het Vlaamse Geneeskundig Studenten Overleg (VGSO) en de Vereniging voor Artsen-assistenten (Vaso) zitten grotendeels op dezelfde golflengte in hun beoordeling. De conceptnota ‘is een duidelijke stap naar een geïntegreerde oplossing voor de dubbele cohorte, de stagecapaciteit en de financiering en kwaliteitsbewaking van de stages voor artsen’, vinden ze. Toch blijven er nog flink wat duistere punten en daarover willen ze mee onderhandelen.

Bvas, VGSO en Vaso zijn verbaasd dat bepaalde voorstellen uit het Groenboek overhaast in Ministeriële Besluiten zijn omgezet (Staatsblad van 31-10-2017).

  • Deeltijdse stage:

De begrippen ‘voltijds’ en ‘deeltijds’ moeten hier concreter omschreven worden. Wordt de volledige stageperiode deeltijds uitgeoefend, dan verlengt of verdubbelt zelfs de opleidingsduur. Dat heeft ook een negatieve impact op de pensioenopbouw, die pas veel later kan starten.

  •  Valorisatie ziekenhuisstage:

Het is onaanvaardbaar dat de zes maanden ziekenhuisstage die kandidaat-huisartsen tijdens de basisopleiding als student volgden, mee in rekening kunnen komen voor de valorisatie van de ziekenhuisstage in het kader van hun specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde. De drie organisaties vinden unaniem dat een driejarige opleiding, inclusief een ziekenhuisstage van zes maanden, een absolute must is. Zij dringen ook aan op financiering hiervoor.

Waarborgen zijn nodig om concurrentie te vermijden tussen haio’s en aso’s bij het zoeken van een stageplaats.

  • Interadministratieve structuur:

Die is positief, maar de Bvas dringt aan op een paritair beheer van deze structuur (Riziv, FOD, artsensyndicaten en assistentenvertegenwoordigers).

  • Vouchers:

Het Groenboek stelt voor om vouchers toe te wijzen aan artsen-in-opleiding. Bedoeling is dat ze deze vouchers bezorgen aan de stagemeester die ze kan verzilveren. Maar hier is uniformiteit nodig en geen modulatie naargelang het specialisme, de opleidingsplaats of de aard van de stage. Vouchers differentiëren om knelpuntspecialismen te stimuleren is eveneens uit den boze. Er is geen draagvlak voor een gedifferentieerde verloning voor aso’s.

De verdere uitwerking van het sui generis statuut van haio’s en aso’s blijft een prioriteit. Dit mag niet op de achtergrond verdwijnen.

  • Budget:

Een transparante financiering a.u.b. voor de opleiding. In het nieuwe financieringsmodel voor de opleiding van aso’s worden de honoraria voor operatieve assistentie (ongeveer 10 miljoen euro per jaar en geen 15 miljoen) in een gezamenlijke pot opgenomen, onaanvaardbaar voor de Bvas. En zeker dat het pas verkregen budget van 10 miljoen euro voor de niet-universitaire stagemeesters in dezelfde pot verdwijnt. Alleen als de artsensyndicaten de nieuwe financiering mee mogen beheren en wanneer het gedeelte opleiding uit het budget van financiële middelen (BFM) van de UZ’s mee in diezelfde pot wordt opgenomen, kan dit bespreekbaar worden.

  • Fellows:

De verdere inperking van het aantal stageplaatsen voor fellows en de aanpak van de bestaande misbruiken is een goede zaak.

Maar het probleem van de opname buiten quotum van de buitenlandse EU-artsen (aso’s) wordt niet aangepakt. Er is duidelijk nood aan een taalexamen zoals in meerdere van onze buurlanden.

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.