Hoogvariabele zorg implementeren: KCE past

Minister De Block vroeg het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) om na te gaan welke lessen kunnen worden getrokken uit de manier waarop andere landen hoogvariabele zorg financieren. "Omdat de keuze van de financiering samenhangt met de beleidsprioriteiten, is het niet mogelijk om een buitenlandse financieringsmethode zonder meer toe te passen in België", luidt het. Het KCE speelt de bal dus terug naar de minister.

Zoals bekend moet de nieuwe ziekenhuisfinanciering drie clusters omvatten: laag-, medium-, en hoogvariabele zorg. "Omdat de keuze van de financiering samenhangt met de beleidsprioriteiten en beslissingen van het land, is het niet mogelijk om een buitenlandse financieringsmethode zonder meer toe te passen in België. De Belgische financiering moet immers ook gekozen worden in functie van het eigen gezondheidsbeleid."

Proof of concept

Het KCE beveelt aan om te starten met een ‘proof of concept’, waarbij een financiering wordt uitgewerkt die rekening houdt met variabiliteit, vb. via beroertezorg, omdat het beleid hiervoor reeds een organisatiemodel heeft gekozen.

 

De cluster met hoogvariabele zorg bevat immers de verblijven met moeilijk te standaardiseren en dus onvoorspelbare zorgbehoefte. Zorg is maatwerk voor deze groep van patiënten. In deze cluster zouden de ziekenhuizen worden vergoed op basis van de werkelijk verleende verantwoordbare zorg.

Standaardfinanciering niet steeds voldoende

Het is niet bij alle patiënten mogelijk om, louter op basis van de diagnose, de zorgkost accuraat te voorspellen. Zo zijn er patiënten die aan een vrij eenvoudige aandoening lijden, maar waarbij de zorg toch onvoorspelbaar en dus hoogvariabel is door bv. hun leeftijd, diabetes en hartproblemen. Daardoor is er bijkomende, vaak dure zorg nodig, waarvoor een standaardfinanciering alleen niet volstaat. Om fair te zijn, moet er daarom met deze verantwoorde variabiliteit rekening worden gehouden, zo niet ontvangen de ziekenhuizen voor een groot aantal patiënten geen correcte vergoeding.

Variabiliteit is soms echter ook onverantwoord, omdat ze bv. het gevolg is van klinisch niet verantwoordbare verschillen in zorgpraktijk. In dat geval kan een vast bedrag per aandoening (zoals voor laagvariabele zorg) er net toe bijdragen dat deze onverantwoorde variabiliteit wordt weggewerkt.

Keuzes maken in functie van beleidsdoelstellingen

Het KCE bestudeerde de financieringssystemen in Denemarken, Engeland, Estland, Frankrijk, Duitsland en de VS (Medicare). Al deze landen sluiten bepaalde elementen uit de standaardfinanciering uit en vergoeden deze afzonderlijk.

Voorbeelden hiervan zijn

  • bepaalde patiëntengroepen (bv. zware brandwonden),
  • producten (bv. dure geneesmiddelen),
  • gespecialiseerde ziekenhuizen (bv. gespecialiseerde pediatrie)
  • patiënten die aanzienlijk hogere/lagere kosten dan gemiddeld met zich meebrengen (de zgn. ‘outliers’).

De betrokken landen doen dit echter zeer uiteenlopend. De uitgesloten zaken en financieringsmethoden werden meestal gekozen in functie van hun mogelijke effecten op het gezondheidssysteem en de maatschappelijke prioriteiten, zoals zorgefficiëntie en -kwaliteit.

De financieringswijze hoogvariabele zorg kan ook de hervormingen van de organisatie van zorg ondersteunen. Zo sluiten sommige landen complexe zorg uit, en krijgt deze een specifieke financiering, om zorgconcentratie in gespecialiseerde centra aan te moedigen. Dit wordt ook in het Plan van Aanpak van de minister voorzien.

Door deze ruime keuze aan systemen is het onmogelijk om de Belgische beleidsmakers concreet te adviseren. Bovendien heeft het Plan van Aanpak van de minister reeds een aantal beleidslijnen uitgezet (bv. meer transparantie van het financieringssysteem, concentratie van complexe en dure zorg, enz.). Hieruit moeten nu concrete beleidsbeslissingen volgen, die door de financiering worden ondersteund, zoals dat ook gebeurt in het buitenland, heet het nog.

Heupprothesen niet op één hoopje gooien

Een tweede aandachtspunt is het Belgische classificatiesysteem, dat de patiënten indeelt in pathologiegroepen (APR-DRG’s of All Patient Refined- Diagnosis Related Groups) en ernst van ziekte, en ze ook op basis daarvan financiert. De meest gehoorde kritiek op het Belgische APR-DRG-systeem is dat het de verschillen in de klinische praktijk en de kosten onvoldoende weerspiegelt. Zo behoort een heringreep voor een heupprothese tot dezelfde APR-DRG als een primaire heupprothese, en ontvangt het ziekenhuis daarvoor dus hetzelfde bedrag, terwijl een vervanging medisch veel complexer is en de verblijfsduur veel langer. Een opsplitsing van de APR-DRG’s, om een verschillende financiering voor eenzelfde diagnostiek mogelijk te maken, kan hiervoor een oplossing bieden.

Kostenregistratie per patiënt nodig

Daarnaast zijn de Belgische ziekenhuizen momenteel niet verplicht om de kosten per individuele patiënt te berekenen. In andere landen wordt daarentegen op basis van deze gegevens de zorgvariabiliteit per patiëntengroep bepaald, en wordt de financiering daarop afgestemd.

Omdat ons land vandaag niet beschikt over een nationaal registratiesysteem, kan men momenteel op twee manieren beginnen met de kosten in kaart te brengen:

1)  kostengegevens gebruiken die vrijwillig berekend worden door een aantal ziekenhuizen,

2) de resultaten gebruiken van een recente, nog niet gepubliceerde studie over de “ontrafeling van het BFM” in een aantal ziekenhuizen in opdracht van de minister. In deze studie tracht men ziekenhuisbudget en -kosten te koppelen aan individuele verblijven. In een later stadium kan deze gegevensinzameling worden uitgebreid.

Het KCE pleit voor meer mensen die binnen de reeds bestaande overheidsinstellingen de nodige gegevens inzamelen, analyseren en controleren. Na de nodige beleidsbeslissingen moeten specifieke analyses en simulaties worden uitgevoerd. Vandaar liever eerst starten met een ‘proof of concept’, waarbij een financiering wordt uitgewerkt die rekening houdt met verantwoorde variabiliteit. Bijvoorbeeld voor beroertezorg, omdat het zorgprogramma reeds een organisatiemodel bevat. Andere domeinen kunnen nadien, stap voor stap, worden toegevoegd, maar de impact van elke stap op de globale ziekenhuisbudgetten zou wel steeds zorgvuldig moeten worden nagegaan.

Het volledige rapport 302A leest u hier

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.